Maryland

Edgar Allan Poe House

203 North Amity Street
Baltimore, MD 21223
Website

Dit huis op 203 North Amity Street (voorheen huisnummer 3) is al enige tijd een zorgenkindje. Een tekort aan subsidies heeft er zelfs voor gezorgd dat het eind 2012 werd gesloten, maar gelukkig is het sinds 2014 weer te bezichtigen van vrijdag t/m zondag . Het huis ligt net wat te ver uit het centrum in een niet zo geliefde buurt, wat veel mensen ervan weerhoudt het te bezoeken. Poe trok er laat 1832 / vroeg 1833 in*. Zijn medebewoners waren zijn nichtje Virginia Clemm, zijn tante Maria Clemm, Maria’s grootmoeder Elizabeth Cairnes Poe en misschien Maria’s zoon Henry (niet te verwarren met Poe’s eigen broer Henry). Hoogstwaarschijnlijk schreef hij er de verhalen ‘MS Found in a Bottle’, ‘The Visionary’, ‘Lion-izing: A Tale’, ‘Shadow: A Parable’, ‘Siope – A Fable’, ‘Berenice’, ‘Morella’, ‘King Pest’ en ‘The Unparalleled Adventure of One Hans Pfaall’, en de gedichten ‘Latin Hymn’, ‘Enigma (on Shakespeare)’, ‘Serenade’, ‘To—[Sleep On]’, ‘Fanny’, ‘The Coliseum’, ‘To Elizabeth’ en ‘To Mary’. Poe verliet het huis in augustus/september 1835 toen hem een baan werd aangeboden bij Southern Literary Messenger. Oorspronkelijk was het huis de helft van een twee-onder-een-kapwoning. Tegenwoordig is het een hoekhuis dat qua architectuur nogal afwijkt van het rijtje huizen dat direct links ervan is gebouwd. De smalle boogvormige opening links van de voordeur was in Poe’s tijd de toegang tot een steegje dat tussen de twee-onder-een-kapwoningen door liep.

* In ‘Poe-land’ vermeldt auteur J.W. Ocker ten onrechte dat Poe hier in de eerste helft van 1830 woonde.

Enoch Pratt Free Library

Central Library
400 Cathedral Street

Baltimore, MD 21201
Website

Enoch Pratt Free Library is de openbare bibliotheek van Baltimore, waarvan de Central Library (1933) is gelegen op 400 Cathedral Street. Het huisvest een rijke Poe-collectie. Deze bestaat uit onder meer brieven van Poe en zijn naasten, het verkoopbewijs aangaande de slaaf die Maria Clemm noodgedwongen moest verkopen, een notitieboek waarin Poe alle namen bijhield van inschrijvers voor zijn uiteindelijk nooit uitgegeven tijdschrift The Stylus, een lok haar van zowel Poe als Virginia, en een houtfragment van Poe’s doodskist.
Voorts is er een op de tweede verdieping gelegen Poe-room uit 1934. Een borstbeeld van Poe houdt er de wacht voor de glazen toegangsdeuren. De kamer is vooral bedoeld voor het geven van presentaties maar is volledig in Poe-stijl ingericht.

Standbeeld van Poe

Gordon Plaza
W Mt Royal Ave

Baltimore, MD 21201

Aan Poe-bustes geen tekort in de VS. Heuse standbeelden zijn daarentegen op één hand te tellen. In 1921 werd er een in Boston onthuld. Het was van de Joods-Amerikaanse soldaat en beeldhouwer Moses Jacob Ezekiel die vier jaar eerder was overleden. Ezekiel had het echter al in 1915 voltooid in Rome, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Het bronzen beeld stelt Poe voor die op een soort van troon zit. Op de bijbehorende plaquette lezen we: “Dreaming dreams no mortal ever dared to dream before”. Het beeld stond oorspronkelijk in Wyman Park. In 1983 werd het verplaatst naar zijn huidige locatie: Gordon Plaza, University of Baltimore.

John H.B. Latrobe House

11 East Mulberry Street
Baltimore, MD 21202
Website

Het Latrobe House is een van de weinige plekken die Poe gunstig was gezind. In 1833 werd hier de uitslag bekendgemaakt van een schrijfwedstrijd gesponsord door de Baltimore Saturday Visiter. Het redactionele comité bestaande uit John H.B. Latrobe,  John Pendleton Kennedy en James H. Miller maakte de winnaars bekend voor het beste korte verhaal en het beste gedicht. Poe won voor zijn verhaal ‘MS Found in a Bottle’ 50 dollar. Hoewel Poe’s gedicht ‘The Coliseum’ eveneens het beste werd bevonden, besloot men toch een andere winnaar aan te wijzen en met 25 dollar te belonen. Een en dezelfde auteur beide hoofdprijzen toekennen, vond men overdreven.
Wie het Latrobe House wil bezoeken zal daar niet in slagen; het is privé-eigendom en niet open voor publiek.

Annabel Lee Tavern

601 South Clinton Street
Baltimore, MD 21224
Website

Ook als het gaat om een simpele lunch kun je in Baltimore helemaal in Poe-sferen komen. Op 601 South Clinton Street ligt een restaurant – of noem het gerust een bar – dat luistert naar de naam Annabel Lee Tavern. Zowel aan de buiten- als binnenkant zijn tal van teksten en afbeeldingen te vinden die verband houden met Poe en zijn werk. Het is er wel erg smal, heeft een kleine bar en slechts een handvol tafels. Toch maakt alleen al de geweldige menukaart met grote Poe-illustratie het een bezoek waard.

The Horse You Came In On Saloon

1626 Thames Street
Baltimore, MD 21231
Website

De oudste bar van Baltimore, The Horse You Came In On Saloon, opende in 1775 zijn deuren. In heel Noord-Amerika is er geen enkele andere bar die al zo lang als dusdanig dienst doet. Het gerucht gaat dat het een van Poe’s favoriete drinkgelegenheden was en dat het de laatste plek was waar Poe voor zijn dood werd gezien. De eigenaar van de bar heeft er handig op ingespeeld door aan de binnenkant van de deur een portret te hangen van Poe met de tekst: “Poe’s last stop”.

Washington University Hospital

100 North Broadway
Baltimore, MD 21231

Op 3 oktober 1849 werd Poe in een vrijwel bewusteloze toestand vervoerd naar het Washington University Hospital (ook wel: Washington College Hospital). Poe werd in een van de torenkamers gelegd, die hoofdzakelijk waren bedoeld voor patiënten die ziek waren geworden nadat ze te diep in het glaasje hadden gekeken. Zo waren ze andere patiënten niet tot last. Dat Poe iets veel ergers was overkomen, kwam blijkbaar niet bij de dienstdoende dokters en verplegers op. Vier dagen later, op 7 oktober 1849, overleed Poe. Wat precies zijn dood heeft veroorzaakt is tot op heden een groot mysterie. Opmerkelijk is ook dat 22 jaar later Maria Clemm zou overlijden in hetzelfde gebouw, dat rond die tijd een hoofdzakelijk godsdienstige functie vervulde.
Het gebouw is al sinds de jaren 1850 geen ziekenhuis meer. Het is eigendom van Johns Hopkins Hospital en staat sinds 1999 leeg. Het gebouw is niet toegankelijk voor publiek. Er zijn wel concrete plannen om het een nieuwe bestemming te geven, bijvoorbeeld op het gebied van begeleid wonen.

Graf van Neilson Poe en Josephine E. Clemm

Green Mount Cemetery
1501 Green Mount Avenue
Baltimore, MD 21202
Website

Neilson Poe (1809-1884) was de neef van Edgar. De band tussen de twee was niet bepaald best en Edgar noemde hem op een dag de grootste vijand die hij had. Toch zou Neilson een grote rol spelen in de dagen voor en na de dood van Edgar. Hij betaalde zelfs de uitvaartkosten. De vrouw van Neilson, Josephine E. Clemm, was de halfzus van Edgars vrouw Virginia Eliza Clemm. Neilson en Josephine zijn in hetzelfde graf begraven op Green Mount Cemetery. Het graf ligt in de sector ‘Outline area 1’, direct voor de zuidelijke stenen muur, grenzend aan East Hoffman Street.

Graf van Henry en Elizabeth Poe Herring

Old Saint Pauls Cemetery
737 West Redwood
Baltimore, MD 21201

Henry Herring (1792 – 1868) en Elizabeth Poe Herring (1792 – 1822) waren Edgars oom en tante. Op 3 oktober 1849 regelde Henry samen met Neilson Poe vervoer voor de doodzieke Edgar van Gunner’s Hall naar het ziekenhuis, vier dagen voordat die daar zou komen te overlijden. Hij was ook een van de weinige aanwezigen tijdens Poe’s uitvaart. Henry en Elizabeth liggen samen begraven, op maar een paar straten van Poe’s laatste rustplaats.

Westminster Hall and Burying Ground

519 West Fayette Street
Baltimore, MD 21201
Website

De eerste begrafenis op het kleine kerkhof Westminster Burying Ground vond plaats in 1789. Poe werd er begraven in 1849. De kerk Westminster Hall bouwde men drie jaren na zijn dood. Er was eigenlijk geen plaats voor een kerk. Daarom werd deze zo gebouwd dat de vloer van de kerk een paar meter boven de graven kwam te liggen en eronder een soort van catacomben ontstonden waarin men de graven toch nog kon blijven bezoeken. Het graf van Poe bleef onaangeroerd buiten de muren van de kerk liggen. Toch valt er in de catacomben wel het een en ander te zien dat betrekking heeft op hem. Bijvoorbeeld flessen cognac en rozen van de zogenaamde Poe-Toaster, al mag men dit gerust met een korreltje zout nemen; ze kunnen net zo goed door willekeurige bezoekers zijn neergelegd. Wat met zekerheid authentiek is, is het marmeren medaillon met beeltenis van Poe, het oorspronkelijk bas-reliëf van zijn monument dat werd vervangen door een duurzamer bronzen exemplaar. Het oude bas-reliëf is dusdanig verweerd dat het een nogal lugubere, bij Poe passende indruk nalaat.

De onwaardige door slechts vier rouwenden (over het precieze aantal verschillen de bronnen nogal) bijgewoonde begrafenis van Poe vond plaats op 8 oktober 1849, één dag na zijn overlijden. Hij werd begraven naast zijn grootvader David Poe Sr. (historische data ontbreken helaas maar aangenomen wordt dan diens in 1835 te Baltimore overleden echtgenote Elizabeth Cairnes in zijn graf werd bijgezet*) en zijn broer William Henry Leonard Poe. Voor een grafsteen was geen geld zodat hem een anoniem graf restte. Het raakte in de loop der jaren overwoekerd door onkruid. Doodgraver George Spencer wilde voorkomen dat het voorgoed in de vergetelheid zou raken en besloot een zandstenen blok te plaatsen met het nummer 80. Poe’s neef Neilson bestelde in 1860 alsnog een grafsteen, maar die werd een week voordat hij zou worden geplaatst aan gruzelementen gereden door een ontspoorde trein. Neilson had niet het geld een nieuwe grafsteen te laten maken. Dit alles lijkt onwerkelijk maar wie Poe’s leven goed genoeg kent, zal hier volstrekt niet van opkijken. Pas in 1913 besloot ene Orin C. Painter alsnog een grafsteen te plaatsen (in eerste instantie werd de steen op de verkeerde plek gezet en zelfs over de plek waar hij sindsdien staat, heeft altijd twijfel bestaan). De overblijfselen van Poe lagen toen allang elders op het kerkhof, namelijk onder een in 1875 opgericht monument bij de ingang van de begraafplaats. Op deze plek liggen ook Maria en Virginia Clemm begraven. De in 1871 overleden Maria Clemm lag eerst elders op het kerkhof. Virginia werd in 1847 in New York begraven. Het kerkhof werd echter in 1875 opgedoekt en haar laatste rustplaats raakte in de vergetelheid. In 1883 wist William Fearing Gill, Poe-biograaf en verhuurder van de Poe Cottage in Fordham, haar overblijfselen ternauwernood in veiligheid te stellen en bewaarde hij ze de nodige tijd in een doos onder zijn bed. Pas in 1885 werd Virginia verenigd met haar man en moeder onder het grafmonument in Baltimore.

*Bron: The Souls Close to Edgar Allan Poe, Sharon Pajka, pag. 64

Benieuwd naar wat er eventueel nog meer te zien valt aan Poe-erfgoed in Maryland?

In ‘Poe-Land: The Hallowed Haunts of Edgar Allan Poe’ geeft de Amerikaanse auteur J.W. Ocker antwoord op al je vragen. Hij trok een jaar lang uit voor het in kaart brengen van alle locaties in de VS en Londen die aan Poe zijn verbonden. Hiervoor interviewde hij tal van Poe-verzamelaars, -fans, -acteurs en –geleerden. Het resultaat is een prachtig naslagwerk waarin het leven van Poe op unieke wijze wordt geschetst.

Het boek is (nog) niet naar het Nederlands vertaald, maar is helder en in toegankelijk Engels geschreven. Een onmisbaar boek voor iedereen die een Poe-tour op de agenda heeft staan.

Poe-Land: The Hallowed Haunts of Edgar Allan Poe
Auteur: J.W. Ocker
Uitgeverij: The Countryman Press
Verschenen: oktober 2014
ISBN13:  9781581572216
ISBN e-book: 9781581576764
Omvang: 384 pagina’s
Bindwijze: paperback